Bijenklussen

Is een en een wel twee? Bij mij is dat helaas niet altijd zo!

Er zijn een paar bijenklussen die precies op het juiste moment gedaan moeten worden. In het voorjaar moet je precies na 13 dagen in de kast kijken als je een volk gesplitst hebt. Anders krijg je een zwerm. Niet zo heel erg, maar voor de buren vervelend en als je de zwerm niet kunt vangen, is hij ook nog weg. Zeker niet talmen in deze situatie dus.

Een andere klus die precies op het juiste moment moet gebeuren is de varroa-behandeling met oxaalzuur. Deze methode is niet onomstreden. Maar ik heb er vanaf het begin mee gewerkt en ik ben nog nooit een volk verloren. Het is snel, makkelijk en goedkoop. Maar je kunt het alleen doen rond de Kerst als er geen broed is. Dan zitten alle mijten op de bijen en worden vol geraakt door het bestrijdingsmiddel. Effectief is het zeker! Maar oxaal is ongetwijfeld niet goed voor bijen. Er sterven zelfs bijen van. Maar met de hoeveelheid mijten die ik op de plank vond, heb ik weinig te willen. Het is in feite kiezen tussen twee kwaden. Ik offer bijen op om de ergere varroa te doden.

Natuurlijk zijn er andere middelen. Zo kun je in de zomer na de laatste honingoogst Thymovar in je kast leggen. Dat is een lapje gedrenkt in Thymol, een stof waar mijten van sterven. Ze worden er alleen wel resistent tegen op den duur en het is vrij duur. Het grote voordeel is dat het niet giftig is voor de bijen of voor de mens. Maar omdat ik heidehoning oogst, is bij mij de tijd tussen laatste honingoogst en inwinteren erg kort. Thymovar is dan niet zo’n goede optie. Sommige imkers doen alles tegelijk, maar dat is mij te ingewikkeld.

Ik zou heel graag gaan voor roofmijten die de varroa opeten. Maar je hebt geen enkel zicht op of het werkt, want de rovers eten de varroamijten op. Je ziet ze dus niet meer dood liggen op de bodem. Je moet ook een voedingsbodem creëren voor de roofmijt zelf met aarde in de kast. Vrij veel werk, dus! En als het warm wordt, vertrekken de roofmijten direct.

Als laatste wil ik mierenzuur noemen als varroabestrijding. Dat schijnt erg makkelijk te zijn: je laat het een week staan in de kast en het is verdampt. Het komt ook in het broed en daar zit meteen het grote nadeel: 20% van de bijen sterft eraan. Dat vind ik te veel. Voor oxaal zegt men dat het maar 2% is. Mijn keus is gemaakt!

Voor oxalen moet het koud zijn, zodat alle bijen op de tros zitten. Dat was eigenlijk gister, maar toen kon ik niet. Dan vanochtend maar. Het is 1° als ik buiten kom. Het zou nog net moeten lukken. Eerder, toen het nog donker was, heb ik het oxaalzuur opgelost in suikerwater 1:1. Het is lastig afwegen omdat ik maar 3,5 gram nodig heb op 1 deciliter suikerwater. Ik doe het zo dat ik zeker weet dat het niet te veel is. Ik heb een dikke spuit met milliliter-verdeling. Ik heb de straatjes in de kast vorige week geteld: de linkerkast heeft 8 straatjes, de rechter 5. Elk straatje moet 5 ml van de oplossing krijgen; ik moet het erop druppelen; het is een fluitje van een cent, volgens Bartjens.

De praktijk is natuurlijk altijd weerbarstiger dan de theorie: in de rechterkast zitten twee broedbakken en natuurlijk zitten de bijen onderin. Ik kan ze met een lampje zien zitten in sommige straatjes, maar andere straatjes zitten zo dicht tegen elkaar, dat ik er nauwelijks tussen kan komen. Dan maar op de bonnefooi gedruppeld. Ik weet immers wel ongeveer waar ze zitten. Als ik klaar ben, heb ik vijf straatjes gedaan en heb 20 ml. oplossing gebruikt. Ik laat het zo, bang als ik ben om een overdosis te geven.

Dan kast twee. Dat is maar één broedbak en de wintertros zit natuurlijk tegen de deksel. Het is koud, de bijen blijven gelukkig zitten, als ik ga druppelen. Snel werken maar! Maar doordat ik het snel wil doen, geef ik te veel. Als ik klaar ben, blijk ik op 5 straatjes 35 ml gegeven te hebben. Wat ben ik ook een sufferd. Ik moet het ook niet alleen doen. Als je dit soort dingen samen doet, gaat het altijd beter. Gelukkig vind ik op internet een maximale dosis voor een kast. Een sterk volk mag maximaal 50 ml. hebben. Nu maar bidden dat het allemaal goed gaat.

Om 12 uur is er onrust in de kasten. Er lopen bijen naar buiten, er is gezoem te horen. Ze zijn als een gek elkaar aan het poetsen waarschijnlijk. Ik heb de onderplank schoongemaakt. Dan kan ik mooi zien of er veel mijten vallen. Dat gebeurt zeker, want ook zonder oxaal vielen ze al bij bosjes. Daarom deed ik dit allemaal immers. We kunnen pas echt zien of het effectief is geweest als er in de zomer gezonde bijen komen.

Maar hoe zie je dat? Ik kijk hoeveel bijen vleugelverminkingen hebben. (zie foto) Dat is een graadmeter om te zien hoe erg je volk geïnfecteerd is met varroa. Die vleugelverminkingen (DWS = deformed wing syndrome) ontstaan door virussen die binnendringen door de gaatjes die de larven van de varroamijt maakt in de bijenlarve om aan zijn eten te komen. Naast vleugelverminkingen zijn er ook voor ons onzichtbare gevolgen bij de bij: het leervermogen en de navigatie worden aangetast doordat de varroa zich met het lichaamsvocht van de larve voedt. De hele ontwikkeling loopt spaak. De varroa doodt de bij dus niet direct, maar indirect.

Op de foto zie je zo’n bijtje met DWS. Ze kan niet vliegen. Ze krijgt misschien wel eten van de andere bijen, maar is niet waardevol voor de kast. Als het er te veel worden, kun je begrijpen dat er te weinig voedsel binnenkomt. De kolonie verzwakt langzaam om na een aantal jaren te sterven tijdens een koude winter. Want een te klein volk kan niet overleven in de kou.

Scroll naar boven